Informatie & Historie

Informatie en historie over Oosterleek, ontginning, dijkbouw

Het gebied rond Oosterleek werd hoogstwaarschijnlijk na 1150 ontgonnen. Vermoedelijk lag in het begin van deze ontginningsperiode nog geen dijk tussen land en zee. Het maaiveld lag in deze tijd boven he gemiddelde hoogwater, waardoor de noodzaak voor de aanleg van zeewerende dijken ontbrak. Doordat tijdens de ontginning sloten werden gegraven, ontwaterde het veen en klonk in. Daarnaast oxideerde de bovenzijde van het veen. Dit had tot gevolg dat het maaiveld in het gebied daalde. Gecombineerd met een stijgende waterspiegel en het steeds verder doordringen van het zeewater bij met name het Marsdiep, zorgde dit ervoor dat de kustlijn onder druk kwam te staan. Een aantal auteurs noemt de Allerheiligenvloed van 1170 als een belangrijke gebeurtenis. Of het direct aan deze stormvloed lag is niet zeker, maar rond de tijd waarin die plaatsvond werden grote stukken land weggeslagen en werd het Almere- later de Zuiderzee - aanzienlijk groter. Uit de periode na 1150 stamt vermoedelijk de eerste dijkbouw in het zuidoostelijk deel van Westfriesland . Over het algemeen wordt aangenomen dat de dijkring rondom Westfriesland rond 1250 was gesloten.



Uit de tijd rond 1250 dateren de oudste middeleeuwse sporen uit Oosterleek die hier tijdens de archeologische begeleiding werden aangetroffen. Bij de oprit van de dorpsstraat, direct tegen de latere dijk aan, werden vloeren en haarden van een middeleeuws huis aangetroffen. Dit huis lag mogelijk op een verhoogde plateau van klei. De vindplaats wordt op basis van het aangetroffen aardewerk op de periode tussen 1175 en 1275 gedateerd. De bewoning lag in de tijd vermoedelijk voornamelijk langs de veenstroom 'De Leek'. Toen zal hier voor het eerst een zeewerende dijk zijn aangelegd die buitendijks veel voorland had.

Waar het water van de Leek de dijk kruiste, zal een duikersluis, vermoedelijk een klepduiker, aanwezig zijn geweest. Vanaf de periode vlak na de ontginning zal in Oosterleek al een kerk hebben gestaan. Vermoedelijk was het in de vroegste fase een simpele houten kerk. Mogelijk werd de houten kerk in Oosterleek net als andere kerken in de regio vervangen door een tufstenen kerk in de latere 12e eeuw of in de loop van de 13e eeuw. Deze werd in de periode 1200-1350 op zijn beurt vervangen door een -vermoedelijk grotere- kerk die gemaakt was van kloostermoppen. Het bouwen van de nieuwe kerken vond hoogstwaarschijnlijk op de plek plaats waar de houten kerk oorspronkelijk stond.



Tijdens de laatste fase van de archeologische begeleiding van de graafwerkzaamheden langs de Zuiderdijk kwam op op 26 juni 2012 in ons dorp geheel onverwachts een middeleeuws grafveld of een deel van een kerkhof te voorschijn. Nooit eerder was in Westfriesland onder een dijk een kerkhof gevonden.
Leuk detail de eerste foto's kwamen van mijn hand en kwamen in de krant.
De bovenste laag van het kerkhof werd onderzocht, waarbij minstens 18 herkenbare skeletten van volwassen, kinderen en een ongeborene tevoorschijn kwamen. Deze skeletten zijn door middel van de analyse van de botten, het fysisch antropologische onderzoek onderzocht.
De vele diepere gelegen graven bleven in de bodem aanwezig en liggen daar nu nog.



Aan de noordwestzijde van de werkput werd een restant van een muur of fundering teruggevonden. Dit was opgebouwd uit overwegend halve en driekwart delen van oranje en gele kloostermoppen met een breedte van 14 tot 16 cm en een dikte van 7 tot 8 cm. De enige hele kloostermop die is gevonden had een afmeting van 31x15x8 cm. Het ging om hergebruikt materiaal met mortelresten aan de buitenzijde. De fragmenten lagen los en waren enigszins slordig gestapeld. De kloostermoppen zijn vermoedelijk afkomstig uit een bouwwerk dat in de late 13e of vroege 14e eeuw in Westfriesland stond. Omdat het om hergebruikte stukken gaat, dateert het muurwerk uit de vroegere 14e eeuw of daarna. Hoewel het bestaan van een kerk of kapel ten noorden van het grafveld niet volledig uit te sluiten valt, is het dus waarschijnlijker dat de kloostermoppen van een omheiningsmuur afkomstig zijn. De zuidzijde van het grafveld werd dan begrensd door de Leek, de westzijde mogelijk door een sloot. Muren en sloten waren nodig om vee buiten het kerkhof te houden.

Een vroegere kerk in Oosterleek?

De onderzochte graven hoorden hoogstwaarschijnlijk bij een kerkhof. In de directe omgeving van het grafveld stond vermoedelijk een kerk. De aangetroffen muurresten behoren waarschijnlijk tot het kerkhof en niet tot de kerk. Echter, op basis van een waarneming van de hoofduitvoerders van de werkzaamheden aan de dijk kan worden gesteld dat bij graafwerkzaamheden aan de zeezijde van de dijk, net ter hoogte van de onderzoekslocatie, een brede gemetselde fundering van baksteen is gezien. Mogelijk betrof het hier wel funderingsresten van een kerk.
Deze kerk moet dan de voorganger zijn van de kerk die werd gebouwd voor de huidige kerk. Het is uit historische bronnen bekend dat de huidige kerk in Oosterleek in 1694/1695 werd gebouwd. Deze was de opvolger van een kerk die precies op dezelfde locatie stond. Het jaar van voltooiing van deze voorganger is door historische onderzoek niet exact te achterhalen. Historicus Piet Boon beschrijft
in een artikel over de inlaagdijken binnen de ambachten de Vier Noorder Koggen en Drechterland, de mogelijke datering van deze voorganger. Aan de hand van een handschrift uit de 16e eeuw, waarin melding wordt gemaakt van een overgrootvader die de eerste steen van deze kerk zou hebben gelegd, kwam de auteur door middel van het terugtellen van generaties op een datering van de kerk op de laatst jaren van de 15e eeuw. De kerk die in de buurt van het onderzochte grafveld moet hebben gestaan, is dan de voorganger van de door Boon beschreven kerk. Hieruit valt op te maken dat onderzochte grafveld in ieder geval voor het einde van de 15e eeuw in gebruik zijn geweest.

Overige huizen in Oosterleek



Ten noorden van de oprit werden aan de dijk, in dezelfde smalle sleuf waarin het middeleeuwse kerkhof van Oosterleek werd ontdekt, meerdere bakstenen fundering en poeren van huizen gevonden. Vanwege de geringe breedte van de sleuf konden hiervan geen plattegronden worden gereconstrueerd. Waarschijnlijk ging het om resten van de 17e eeuwse bewoning, dicht op de Zuiderdijk. Mogelijk waren de overblijfselen van drie parallel aan de dijk liggende huizen . Op de kaart van Van der Meersch uit 1638 zijn de teruggevonden huizen ten noorden van de dorpsstraat getekend.
Een groot deel van het vondstmateriaal van de huizen dateerde uit de 18e eeuw en was afkomstig uit de afdekkende ophogingslagen van na de afbraak van de huizen. Andere vondsten hadden waarschijnlijk meer betrekking op de 17e eeuwse bewoning.

Zo was een ijzeren treeft gevonden, een rooster waar hete pannen op gezet werden en waarop kon worden gegrild wanneer het boven het vuur was geplaatst. Het merendeel van de keramiek uit de vindplaats bestond uit normaal gebruiksaardewerk, maar enkele stukken, zoals een Spaans amfoor , waren geïmporteerd.


De Dorpsgrens van Oosterleek

Het dramatische landverlies van Oosterleek in de 14de en 15de eeuw zal de reden zijn dat het dorp voor de verstoeling en voor de waarschappij van Drechterland uiteindelijk onder Wijdenes werd gerekend. Oosterleek bleef echter tot het begin van de 19de eeuw een afzonderlijke banne met eigen grenzen en een eigen dorpsbestuur. Bannegrenzen kenden in Westfriesland maar zelden een grillig verloop.

Oosterleek in het defensief

Dat Oosterleek letterijk een bewogen geschiedenis heeft, stond voor de ontdekking in 2012 van een grafveld onder de Zuiderdijk al vast. Diverse historische bronnen getuigen van de aanleg van inlaagdijken en van het daarmee gepaard gaande landverlies. In 1470 was heel Oosterleek nog 86 morgen groot, waarvan 16 buitendijks. In 1514 was de oppervlakte nog slechts 57,5 morgen, in1583 en 1630 respectievelijk 56 en 54 morgen. De historicus Piet Boon opperde al eens de mogelijkheid dat Oosterleek zijn dorpskerk moest opgeven na de Oosterleker inlaag van tussen 1465 en 1470. Wellicht heeft het dorp hierdoor een tijdlang geen eigen kerk gehad. In dit verband is het opmerkelijk dat Wijdenes en Oosterleek in de 'Enqueste' van 1494 dezelfde pastoor hebben: Adriaen Gerbrandtszoon. Bij de 'Informacie' van 1514 legde voor Oosterleek wel weer een eigen pastoor een verklaring af over de toestand van het dorp: Joost Claeszoon. Deze gegevens sluiten aan bij een hanschrift van Claas Nanninckxz over de eerstesteenlegging van een laatmiddeleeuws kerkje. Op basis van deze bron veronderstelt Boon een bouwjaar aan het einde van de 15de eeuw. Op dezelfde plaats werd in 1695 de nog altijd bestaande dorpskerk gebouwd